Otteline van Panthaleon van Eck draagt in het museum voor uit ‘Dichter bij Polak’. Foto: Sander Grootendorst

Otteline van Panthaleon van Eck draagt in het museum voor uit ‘Dichter bij Polak’. Foto: Sander Grootendorst

Poëtische ode aan Museum Henriette Polak

Cultuur Zutphen

ZUTPHEN - Otteline van Panthaleon van Eck, voormalig Zutphens stadsdichter, schiep poëzie bij eenentwintig kunstwerken uit de collectie van Museum Henriette Polak. Via QR-codes zijn ze te beluisteren, zowel in het museum als in de bundel Dichter bij Polak. 

Door Sander Grootendorst

Bij de presentatie vrijdagmiddag 17 maart in het auditorium van het museum, droeg Panthaleon van Eck zes gedichten voor. De kunstwerken werden op een scherm groot in beeld gebracht en conservator Lian Jeurissen leidde elk van de voordrachten in. Het publiek kreeg zo vijf schilderijen en één beeldhouwwerk in drievoud voorgeschoteld: het afgebeelde kunstwerk, het verhaal erachter en het gedicht erbij. Verhaal en gedicht hadden soms overeenkomsten, zo zei Jeurissen dat een linoleumsnede van Jan Mensinga haar aan de schrijver Willem Elsschot deed denken: die woorden werden in het gedicht herhaald. Bij een aquarel van Fik Abbing benoemde Jeurissen het afgebeelde “frisse lentegroene Amsterdam”. Voordat ze ging lezen, voegde Van Panthaleon van Eck nog informatie toe: “Het schilderij dateert van 1945.” Belangrijk voor het begrip van de dichtregels, maar ook van het schilderij, waarop een persoon met haar rug naar het opengeslagen raam een boek zit te lezen. 

“De Minervalaan in bloei, de rug/ kan naar het raam, geen verdwaalde/ kogels meer, de zon schijnt/ vrede komt schoorvoetend terug.”

Al kun je schilderijen in principe ook waarderen zonder informatie of gedicht, ze krijgen door de toevoegingen van conservator en dichter extra lading. “Dankjewel voor de nieuwe betekenislagen”, zei museumdirecteur Paulo Martina tegen de auteur, van wie hij het eerste exemplaar ontving. Zelf citeerde hij de dichter K. Schippers: “Jij hebt de dingen niet nodig/ om te kunnen zien// De dingen hebben jou nodig om gezien te kunnen worden.” “Deze kunstwerken hebben Lian en Otteline nodig”, aldus Martina.

Over de kunstenaar Willem den Ouden vertelde Jeurissen dat hij bezwaar maakte tegen maatregelen zoals dijkverzwaring, die het door hem ervaren evenwicht van land en rivier verstoorden. “Op den duur bracht hij steeds minder land en steeds meer lucht in beeld.” Met enige zelfironie sprong Van Panthaleon van Eck in haar gedicht bij Den Oudens ets Gezicht op de Waal daarop in: “Het lawaai van de dichters” kan ook verstorend werken, dichtte ze. Altijd maar “alles willen benoemen”… 

“De tere lijnen en de stilte
een mens dient ook te weten
wanneer hij moet zwijgen.”

Daarmee eindigde de presentatie, maar in de bundel volgt nog het gedicht waarmee de presentatie juist was begonnen. Oftewel: je kunt steeds weer opnieuw door het schilderijenlandschap van het Henriette Polak komen slenteren. Het slotgedicht is geschreven bij het schilderij Wandeling van Clara de Jong. 

Als dat de troost is/ voor mijn nietige en strompelend bestaan// dan grijp ik dat geschenk met beide ogen aan.

Op haar beurt heeft Van Panthaleon van Eck het museum een dichtbundel cadeau gedaan.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant