Afbeelding

Column De Buitenstaander: Lachen deden we het liefst

Opinie Aalten Dinxperlo

Vorig jaar was ik op een reünie van de lagere school. Het verbaasde me hoe vertrouwd en hecht dat na een avondje samen zijn weer voelde. Zes jaar van ons leven hadden we samen doorgebracht. Reinier was een van de organisatoren.
Ik noemde Reinier vroeger rendier. Rendier van Ree, omdat hij een van de allersnelste jongens van de school was. Hij leek wel wat op Zoef de Haas. Een vrólijke dolbotter was het. Met krulletjes. Reinier bleek over een fascinerend, goed werkend geheugen te beschikken. Hij wist alles nog, zo leek het. Dit in tegensteling tot mijn chaotische bovenkamer, waar over de lagere-schoolherinneringen meer mist hing dan in een oude Engelse spookfilm.
Ik zag hem op dit rendez-vous met ons schoolverleden, her en der praatjes makend, en telkens ook ontwikkelde zich daar ter plekke een lachorkaan. Op een gegeven moment stonden we samen bij een groepje. Ineens begon Reinier te hikken van voorpret toen het over de schooltandarts ging. Hij verslikte zich bijkans in zijn pilsje: ‘Weet je nog, hahaha, Rocco, kerel hahaha, dat wij een keer samen bij tandarts Cruden in de behandelkamer zaten? ‘Nee.’ antwoorde ik grijnzend en naar waarheid.
‘Oh, jawel, hahaha, je had me gevraagd of ik mee wilde. Dat deed ik. Je zweette als een rund. Doodsbang was je. Op een gegeven moment, toen je in die stoel zat, zei je tegen Cruden: ‘Meneer, ik moet u iets vertellen. Ik ben net terug uit een zenuwziekenhuis in Londen. Wees alstublieft voorzichtig.’ Reinier gierde het uit. ‘Dat meen je niet ,’ zei ik, ook lachend. ‘Heb ik dat gezegd?’ ‘Echt wel.’ Cruden antwoordde alleen maar droogjes: ‘Oh ja?’
En toen kroop het, via de topjes van mijn armharen, daarna langzaam via mijn ruggengraat, terug naar binnen. Ineens ging in mijn hoofd de thuisbioscoop aan, en wist ik het ook weer.
Wanneer de schooltandarts kwam, begon het vaak zo: ik zat knikkebollend in de klas te dagdromen, en zag ineens vanuit een ooghoek die gekke goudkleurige auto (net een UFO op wieltjes) mijn gezichtsveld binnen rijden. Niet veel later zat ik in de hal, waar onze ietwat excentrieke tandheelmeester zijn haakjes en spiegeltjes in mijn mondje liet rondgaan. Wanneer ik daar zat, luisterde ik altijd angstvallig naar zijn ademhaling. Daaruit kon ik opmaken of hij iets ging zeggen. Dat had je liever niet. O jee, daar begon het al: A1, D3, F6, boven, beneden, G6, G7 … Bij mij klonk het meestal of hij in vrij rap tempo een schaakpartij aan het verslaan was. Het was niet voor niets dat ik wilde dat Reinier toen meekwam. Ik was domweg vergeten hoe rustig ik werd door zijn vrolijke toet. We leken alles weg te kunnen lachen.
Ongeveer vijf jaar na afloop van de lagere school speelde ik mijn eerste concert ooit. Een van de meest cruciale dagen uit mijn leven. Op de gitaar van Reinier. 9 maart 1985 was het. Opgeslagen herinneringen verliezen na verloop van tijd scherpte. Sommige kan je min of meer succesvol verdringen. Bij belangrijke, bewogen, herinneringen, is dat nauwelijks het geval.
Reinier was ‘the last man standing’, van het gezin Van Ree. Iedereen was al richting ‘eeuwig Dinxperlo’ vertrokken. Ik hoop dat hij daar nu lachend rondrent. Lachen deden we het liefst.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant