Afbeelding

Feestweek

Opinie

Op het bankje in het centrum van het dorp zit een man, die zijn gehele hebben en houwen bij zich lijkt te hebben. Uitgestald over het bankje liggen onder meer een slaapmatje, kampeerspullen en wat kledingstukken. Een paar blikken houdbaar voedsel hebben er hun plek gevonden als in een voorraadkast. Naast het bankje staat een fiets, eveneens bepakt en bezakt, met daarachter een kar. Zo’n fietskar waarin je vaak een enthousiast lachend kinderkoppie aantreft, maar in deze kar is geen klein jochie of meisje te bekennen, enkel spullen. Heel veel spullen. 

Of de man – ietwat slonzig gekleed, maar niet per se onverzorgd – op reis is, vraag ik. Hij verstaat mij niet, hij praat geen Nederlands. Engels, dat wel. We komen ergens. Zijn verhaal krijgt langzaam maar zeker vorm. Ja, hij is op reis. Al snel wordt helder dat hij Duits is en al heel lang ‘op reis’ is, zonder duidelijke bestemming, zonder specifiek doel. Ik durf niet te vragen of hij ergens woont, maar ben wel heel benieuwd. ‘Heeft u een plek waar u thuis bent?’, probeer ik. De man vindt het alsnog een stomme vraag. Hij kaatst de bal terug: ‘Heb jij een plek waar je thuis bent?’

Ik wijs naar de rode klinkers in de Spalstraat, ze blinken deze lentedag in het zonlicht. Hier, in dit dorp ben ik thuis. De man is niet onder de indruk, zoals hij ook de plek waar hij deze middag terecht is gekomen weinig spannend vindt. Hij staat in Hengelo, maar dat had net zo goed Vorden, Klazienaveen of Hendrik-Ido-Ambacht kunnen zijn, het is hem duidelijk om het even. Hij mompelt iets over de mens, die altijd onderweg is. Dan in duidelijkere bewoordingen: dat hij wél onder de indruk is van de kwaliteit van de spullen in de kringloopwinkel, iets verderop in de straat. 

Verder heeft hij geen oordeel over dit dorp. Een stad of dorp – zo zegt hij – leer je pas echt kennen als je er met de mensen in gesprek gaat. Als je erachter komt wat er speelt, wat er leeft. Natuurlijk heeft hij gelijk. Jammer dat hij nét te vroeg is voor de met ballonnen aangeklede feestweek, de broodjeszaak hier aan de overkant bestaat één jaar. Het eetcafé ernaast: tien jaar! Plekken als deze, huiskamers voor de gemeenschap, hier krijgen deze gesprekken vorm. Tel daarbij de kroeg, het ontmoetingscentrum, de sportkantine, ze geven een blik in de ziel van het dorp. 

Voor mij hoort daar ook de snackbar bij. De heerlijk ongedwongen sfeer, het praatje tijdens het wachten op een bestelling. De eeuwige verontschuldigingen ook: drukke dag gehad, geen zin om te koken. Goed nieuws: er is weer ijs! Mijn medium milkshake aardbei heb ik graag zonder deksel, maar dat hoef ik er hier allang niet meer bij te zeggen. Het is als de cappuccino op één van de terrassen, de haring in stukjes bij de visboer op de markt. En 250 gram abrikozen, door de notenman al ingeschept bij de eerste begroeting. Wat is het een voorrecht om ergens thuis te zijn.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant