Bernard Rübsamen met op de achtergrond een foto van David Bowie. Foto: Carla Koehorst
Bernard Rübsamen met op de achtergrond een foto van David Bowie. Foto: Carla Koehorst

‘Mijn geest en lichaam waren onbekenden van elkaar geworden’

Veur de Draod

ACHTERHOEK - In Veur de Draod beantwoorden Bekende Achterhoekers stellingen. Wie antwoordt legt zijn ziel bloot. In deze aflevering Bernard Rübsamen (59), hij groeide op in Zutphen en Warnsveld. Rübsamen was nadrukkelijk in het nieuws door zijn testamentaire internationale fotoboek over David Bowie.

Door André Valkeman

1) Mijn mentale bui is:
“In een bijna uitverkocht Luxor Zutphen presenteerde ik mijn boek vorige week. Ik was bij MAX en Shownieuws op tv. Van dat feest moet ik nog bijkomen. Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven. Mijn dochter viert haar twintigste verjaardag vandaag, een mijlpaal. De zon schijnt eindelijk eens weer over het land. Ik ben gelukkig.”

2) Ik lijk het meest op ‘mien va/mo’:
“Mijn moeder. Zij is nog wat socialer dan ik, trouwens. Vroeger kregen kinderen foto’s bij sinterklaas, kerst en vakanties Oostenrijk. Bij ons was er altijd fotografie en film. Door mijn moeder, en deels ook wel mijn vader, is fotografie mij met de paplepel ingegoten.

Het uiterlijk is ook moeder. Mijn neus, de vrolijke en onbewogen oogopslag.

Heb ik dan niets van mijn vader? Die helaas overleden is. Zeker wel, het op mijzelf zijn, alleen kunnen zijn.’’

3) Dit is mijn grootste angst:
“Een gebeurtenis verteld krijgen dat alles verandert. Dat geliefden zijn omgekomen bij een auto-ongeluk.

Een overkomelijke angst is vliegangst geweest. Ik slikte vroeger kalmeringstabletten. Het is mij gelukt nu zonder de lucht in te gaan. Juist door mij in te leven. Aah, ik hoor de motoren. Ik zie de stewardessen, die zijn rustig, dan zal het wel goed komen en storten we in ieder geval deze keer niet naar beneden. 

Ik heb weleens mensen vliegangsten zien overwinnen met liters drank in de lucht, maar dat komt op de luchthaven als een boemerang terug. Dat leek mij zeer onwenselijk.’’

4) Na de dood is er:
“Ik ben er nog niet uit. Als de dood komt kun je er niet aan ontsnappen en ervaar je een moment van vrede en instemming. Ik kreeg ooit een hartstilstand, al fotograferend van enkele vorsten in Brussel. Noem het een bijna-doodervaring.

Het enige dat ik weet is dat mijn geest licht werd, terwijl mijn lichaam ergens achterbleef. Alsof mijn geest naar een andere kant van een gordijn ging. 

Door reanimatie, uitgevoerd door een beveiliger, kwam ik terug. De geest keerde terug in dat lichaam. De eerste weken, of maanden, leken mijn geest en lichaam vreemden van elkaar. Alsof ze moesten wennen een elkaar.

Ik heb geen licht gezien, wat je vaak hoort. Wat er na dat gevoel van vrede komt weet ik niet. Ondanks dat ik er even niet meer was, weet ik alsnog niet wat er zal komen. Dat is het eerlijke antwoord.’’

5) Ik kan buiten de Achterhoek wonen:
“Lastig. Ik wilde popfotograaf worden in de jaren tachtig. Dat leven speelde zich in de Randstad af. Ik was dan geboren Amsterdammer, ik kwam niet toe aan mijzelf, wel aan mijn fotografie. Het was gewoon te druk. Heel langzaam, via wonen in Hilversum, dan Soest, toen Baarn, vervolgens Amersfoort, kroop ik weer de IJssel over richting Zutphen.”

6) Mensen met een accent zijn:
“In Amsterdam noemen ze iedereen die niet zegt: de son in de see sien sakken, als-ie de zon in de zee zien zakken bedoelt, een boer. Onzin natuurlijk. Alsof die s geen accent is. Ieder vogeltje zingt zoals-ie gebekt is. En als dat vogeltje opduikt ver van huis, vind ik het mooi te kunnen horen waar-ie straks naartoe vliegt als-ie naar huis gaat.’’

7) Ik was de stalker van Bowie:
“Haha, nou wordt-ie mooi. Offstage heb ik hem slechts tweemaal gefotografeerd, dat is karig voor een stalker, niet? Een keer was nabij een lift in een hotel in Rotterdam, na een optreden. Zeker, ik ging wel de wereld over om hem te zien optreden. Maar ik maakte mijn komst altijd netjes bekend. Dat doet natuurlijk geen enkele stalker.

Ik had al een fototentoonstelling in De La Mar in Amsterdam. Dat keurden zijn nalatenschapsbewakers goed. Wat mij zegt dat ze mijn werk van Bowie appreciëren. Mijn nieuwe boek hoop ik ooit nog aan Bowie’s zoon of dochter, of allebei, te overhandigen.’’

8) De mens is monogaam:
“Ja, via afspraken, waar je je aan houdt. Ik heb in mijn leven drie lange relaties gehad. Telkens met één partner tegelijk. Dan kan het gebeuren dat je uit elkaar groeit, een punt zet en dan verder kijkt.’’

9) Toen was ik het gelukkigst in mijn leven:
“Nu. Ik omarm het terugkijken. Niets meer hoeven, doen wat je leuk vindt.’’

10) Dit komt er op mijn grafsteen:
“Ik wil geen graf, dat achterstallig onderhouden wordt. Doe mij in een urn. Als tekst zou ik zeggen: We can be heroes, forever and ever.’’